Wanneer je oploeft tot in de wind, gaat je zeil klapperen. Draai je nog verder door dan wordt het zeil door de wind naar de andere kant geblazen. Het zeil gaat klapperend en langzaam over. Zelf ga je ook aan de andere kant zitten, je moet namelijk altijd in het zeil kijken.
Hoe ga je dit nu doen?
Ben je met 2 kapiteins aan boord dan moet je elkaar waarschuwen: Voor je gaat draaien, zegt de stuurman: “Klaar om te wenden?” Op het moment dat je de helmstok van je af duwt, zeg de stuurman: “Ree”. De ander weet dan dat de giek overkomt en dat je moet oppassen voor je hoofd.
Wanneer je afvalt tot voor de wind, vier je het zeil en gaat het zeil steeds verder uitstaan. Draai je nog verder door dan komt het zeil met een klap over… een klapgijp!!
Je kunt de klap opvangen door op het juiste moment het zeil zelf over te trekken en daarna aan de andere kant te gaan zitten. Alles gaat sneller als bij het overstag gaan, omdat het zeil aan de andere kant meteen weer wind vangt.
Hoe ga je dit nu doen?
Ben je met 2 kapiteins aan boord dan moet je elkaar waarschuwen: Voor het gijpen, zegt de stuurman: “Klaar voor de gijp?”. Net voordat het zeil naar de andere kant wordt getrokken, zegt de stuurman: “Gijp”. De ander weet dan dat de giek overkomt en dat je moet oppassen voor je hoofd.